Oorspronkelijk was de vrouw de Zon, |
Zonnevrouw Jung en het vrouwelijke Zonnevrouw en Maanman Meer dan twee geslachten? Verschillen: echt of aangepraat? |
Dit gedicht schreef de Japanse suffragette Raicho Hiratsuka (1886-1971) in de vorige eeuw. Zij studeerde vanaf 1903 aan de Japanse Vrouwen Universiteit en beoefende daarnaast het Zen Boeddhisme. In 1911 richtte zij het eerste Japanse literaire tijdschrift voor vrouwen op: Seito-sha (betekent: blauwkous). Haar motto was: “In den beginne was de vrouw de Zon”. Zij werd de stichteres van de Japanse Vrouwenbeweging, die streefde naar maatschappelijke bevrijding van vrouwen. Opmerkelijk is dat zij vrouwen tevens opriep tot een spirituele, innerlijke revolutie. Haar naam ‘Raicho’ betekent Dondervogel.
Raicho Hiratsuka is voor mij een inspiratiebron geweest om in mijn eerste boek
– Het Evangelie van Isis – te schrijven over de Zonnevrouw van de prehistorie ( zie hoofdstuk 8). Haar oproep tot een innerlijke revolutie heeft mij diep geraakt. Volgens mij was zij hiermee haar tijd vér vooruit. Dit is wat ons vrouwen nu te doen staat: onszelf te bevrijden van de innerlijke onderdrukking, waardoor we de ideeën die óp ons zijn gelegd, zijn gaan geloven. Een belangrijk onderdeel hiervan is ons denken te veranderen over onszelf, over vrouwelijkheid en over mannelijkheid. Daarom heb ik mijn boek geschreven.
De zonnevrouw is een ander soort vrouw dan de latere maangodin. Deze laatste is een uitvinding van het patriarchaat. Een zachte, ontvankelijke en volgzame maanvrouw is immers veel minder bedreigend dan een gepassioneerde, assertieve en initiatief nemende zonnevrouw. Een zonnevrouw laat zich niet domineren; zij gaat haar eigen weg. Zonnevrouw zijn betekent niet dat je mannelijk bent; nee het betekent dat je jouw speciale wijze van vrouw-zijn voluit, onbeschaamd en zelfverzekerd leeft. Geniet ervan!
De afbeelding hierboven is een schilderij van de Finse schilder Akseli Gallen-Kallela, uit een serie over het Finse scheppingsepos “Kalevala”.
(Dit artikel heb ik geschreven eind 2007, toen mijn eerste boek net uitgekomen was, op mijn toenmalige blog “Zonnevrouw”.)
top
Jung en het vrouwelijke
De dieptepsycholoog Carl Gustav Jung (1875-1961) wordt door spirituele mensen meestal erg gewaardeerd. Zijn begrippen waaronder anima, animus en archetypen zijn zo algemeen aanvaard, dat ze een deel zijn uit gaan maken van ons collectieve gedachtegoed. We denken dat het zo is en zijn bijna vergeten dat ze zijn bedacht en ingevuld door Jung en dat ze vóór die tijd niet in deze vorm bestonden. Jung wordt eveneens geprezen voor zijn positieve aandacht voor het vrouwelijke. Voor zijn tijd was dat zeker waar. Maar of dat nu nog geldt, is de moeite van het onderzoeken waard.
Jung was aanvankelijk een enthousiast volgeling van Sigmund Freud (1856-1939) Deze had de psychologie van de verdringing ontworpen. Beide heren begonnen hun werk in de 19e eeuw die gekenmerkt werd door de Victoriaanse moraal, een denk- en gedragswijze die een grote invloed had in heel Europa tot vér in de 20 eeuw. Zoals we weten werd er toen een scherp onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, met de daaraan gekoppelde dubbele moraal. Mannen werden beschouwd als van nature krachtig en logisch denkend en daarom de aangewezen personen om zich bezig te houden met politiek en zaken doen. Vrouwen daarentegen waren van nature te fragiel daarvoor en moesten beschermd worden tegen de harde wereld door thuis te blijven. Dit uitte zich ook in de seksualiteit: vrouwen behoorden geen lustgevoelens te hebben en geheel ten dienste te staan aan de driften van de man. Bij veel vrouwen uit de hogere klassen leidde dit tot psychische fricties, die door Freud ‘hysterieën’ genoemd werden. Hij constateerde dat er bij deze vrouwen ‘ongeoorloofde’ seksuele gedachten voorkwamen, die hij zag als de enige oorzaak van alle neurosen. Deze opvatting vond Jung echter te beperkt en hij begon, gedwongen door het fanatisme van Freud, te zoeken naar andere bronnen van stoornissen. Zo kwam hij terecht in wat hij ging noemen het collectief onderbewuste, met daarbinnen de animus, als zijnde het mannelijk deel in de vrouw en de anima, het vrouwelijk deel in de man. De grote verdienste van Jung is dat hij heeft laten zien dat vrouwelijkheid en mannelijkheid niet sekse-gebonden zijn.
Toch heb ik het met sommige van de ideeën van Jung altijd moeilijk gehad. Met name in zijn concept van vrouwelijkheid heb ik me gevangen gevoeld omdat ik mezelf daarin niet herken. Want wat beoogt Jung eigenlijk? Hij ziet de anima (in de man) en ook de animus (in de vrouw) als negatief, als iets dat overwonnen en geïntegreerd moet worden. In zijn bekende boek Herinneringen, dromen, gedachten(1985) schrijft hij:” De animus projecteert zich… bij voorkeur op ‘geestelijke autoriteiten’ en andere ‘helden’. De anima maakt zich graag meester van het onbewuste, lege, frigide, hulpeloze, ongerelateerde, donkere en dubbelzinnige in de vrouw”. En verderop: “Het geheim van de vrouw is dat het leven tot haar komt via de geestelijke gestalte van de animus (…); het werkelijke leven, waarbij ze ook slachtoffer is, komt tot de vrouw via het verstand”( cursivering van mij). Ik heb deze zinnen als voetnoot vermeld in mijn eerste boek “Het Evangelie van Isis” op pagina 149 ( hoofdstuk 8). Jung ziet het vrouwelijke als maanachtig, dat is passief, ontvangend, lieftallig en onbewust en tevens als het donkere, verleidelijke en verslindende.
Van dit soort opvattingen word ik niet blij. Want als een vrouw nu eens niet lieftallig, zacht en ontvangend is, maar krachtig, assertief en leidend? Hoe vaak heb ik niet te horen gekregen dat als ik vanuit die kwaliteiten handelde, ik toch echt wat meer ‘vrouwelijk’ moest worden.? Dat doet wat met je. Na een tijdje ga je toch bijna denken dat er wat mis is met je.
Door het onderzoek naar de prehistorie, waaraan ik een deel van mijn boek heb gewijd, heb ik iets belangrijks ontdekt, namelijk dat onze ( Jungs) definitie van vrouwelijkheid cultureel bepaald is en een gevolg van een al eeuwen door mannen gedomineerde samenleving met de daarbij behorende maatschappelijke en religieuze opvattingen. We kunnen rustig zeggen dat Jung het vrouwelijke – én het mannelijke – beschreven heeft in de context van zijn tijd, namelijk als twee heel verschillende wezens, als universele- dat is: onveranderlijke – archetypes. Jung hield dus de dichotomie, de polarisatie, in stand, die het wezenskenmerk is van het patriarchaat. Onder zijn volgelingen leidt dat dikwijls tot verwarrende theorieën.
De Grote Moeder.
Jung en zijn volgelingen hadden een fascinatie voor het vrouwelijke archetype. Een van Jungs meest briljante leerlingen, Erich Neumann (1905-1960) werkte dit concept verder uit in zijn boek :The Great Mother. Hij onderscheidt in het vrouwelijke archetype drie vormen. Dat lijkt in eerste instantie op de Drievoudige Godin, die wij kennen uit de oude geschiedenis: de Maagd (het meisje), de Moeder en de Wijze Oude Vrouw. De drie aspecten van de Zonnevrouw, die in meer patriarchale tijden werden omgezet in die van de Maangodin. Tot zover begrijpelijk. Maar nu zien we bij Neumann een heel andere indeling verschijnen, namelijk de mater, het meisje en de anima, in deze volgorde. De mater staat gelijk aan de volwassen vrouw, de moeder. Het meisje is de jonge vrouw, dus de maagd en tja, de Oude Wijze vrouw ontbreekt hier ogenschijnlijk. In de Jungiaanse leer heeft elk archetype een positieve en negatieve kant, dualistisch dus. Het archetype van de Grote Moeder wordt zo onderverdeeld in de goede moeder ( d.i. de leven gevende, koesterende moeder) en de slechte moeder (de personificatie van dood en vernietiging). Jung en Neumann noemen dit laatste aspect het transformatieve deel van de mater en stellen dit gelijk aan de anima. De anima is de term voor het vrouwelijke deel in de man. Deze anima is volgens Jung een hoger aspect dan de mater. Met andere woorden: het vrouwelijk deel in de man is een hogere bewustzijnsvorm dan het vrouwelijke pur sang.(!) Ook de anima wordt weer verdeeld in een goede en slechte kant. De goede kant is de Godin van de Wijsheid (Sophia), die de man leidt naar hogere dingen. Je zou kunnen zeggen dat in de goede anima de Oude Wijze Vrouw weer terugkeert. De slechte kant van de anima is de verleidster, de heks, die de man tot zonde verleidt, ook de zeemeermin, de sirene. Dit aspect vergiftigt de man, maakt hem gek en doet zeelieden schipbreuk lijden. Nu is dit al heel verwarrend volgens mij, maar het wordt nog vreemder als de beide heren vinden dat de anima een jeugdig karakter heeft en daarin het meest lijkt op het archetype van het meisje (ofwel de maagd). Wie kan dit nog volgen? In mijn ogen is deze hele theorie een mentale constructie, die verwarrend werkt. Ik word hier eigenlijk heel verdrietig van, net alsof ik in stukjes wordt opgesplitst. En omdat deze opvattingen zo algemeen aanvaard worden, bestaat er volgens mij in de westerse cultuur een grote verwarring over wat nu echt vrouwelijkheid – en mannelijkheid – is.
Maangodin?
Een andere invloedrijke volgelinge van Jung was de psychoanalytica Mary Esther Harding (1888-1971.) Voor mijn eigen boek heb ik vooral geput uit op haar bekendste werk: Woman ’s Mysteries, ancient and modern.(1955). Ook hier kom ik weer dezelfde verwarring scheppende dubbelzijdigheid tegen. Enerzijds duidt zij Osiris als maangod aan – wat hij van oorsprong ook was – en geeft een prachtige beschrijving van de levensloop van de Maanman in overeenstemming met de maanfasen. Anderzijds noemt ze Isis eveneens een maangodheid. Nu was Isis in Egypte zeker ook bekend als maangodin, maar pas in de laatste paar eeuwen vóór het begin van onze jaartelling. In die periode was Osiris allang tot zonnegod verheven. In al de eeuwen hiervoor, toen Osiris maangod was, was Isis de zonnegodin. De Zonnevrouw, die het leven geeft vanuit haar vuur, die de voorwaarden schept voor de menselijke beschaving, door wier warmte het graan groeit en het brood gebakken wordt. Dit is een heel ander beeld van het vrouwelijke, namelijk van een kracht die richting en leiding geeft aan een gemeenschap, een samenleving. In de prehistorie was dit zo en bij veel natuurvolkeren zien we hetzelfde: de vrouwen kennen de noden van de gemeenschap en geven leiding daarin; de mannen volgen dit inzicht en ontplooien hun natuurlijke innovatiedrang om dit te steunen en te beschermen. Vanuit de betrokkenheid van het moederschapspotentieel richt zich de natuurlijke aandacht van de vrouw op de zorg voor het grotere geheel.
Bij Esther Harding is de godin – de Maan- koel, emotioneel harteloos zelfs, zoals de maan koud is. Maar ze kan niet ontkennen dat in haar maatschappelijke werkelijkheid meestal de man koud en afstandelijk is, terwijl de vrouw hartstochtelijk en warm is. Zo spreekt zij zichzelf tegen.
Om eerlijk te zeggen kan ik niet meer uit de voeten met de bestaande opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Ik zie waar ze vandaan komen en ik hoor daar niet meer thuis. Volgens mij kunnen wij in onze tijd niet verder met deze inhouden. Maar wat dan?
Slot.
Dit artikel heb ik geschreven nadat eind 2007 mijn eerste boek Het Evangelie van Isis was uitgekomen. Mijn zoektocht naar het ware vrouwelijke en ware mannelijke heb ik daarna voortgezet. In mijn tweede boek Het Huis van Isis, een liefdesgeschiedenis, heb ik een andere visie daarop ontdekt en weergegeven in Hoofdstuk 18, pagina’s 170 – 173. Hiermee wordt mijns inziens een antwoord gegeven op Jung.
top
Dit artikel is de eerste in een reeks over vrouwelijkheid en mannelijkheid, eerder verschenen op mijn vroegere blog ‘Zonnevrouw’.
Oorspronkelijke publicatiedatum: 9 februari, 2009.
Er wordt tegenwoordig veel gepraat en geschreven – ook op het internet – over vrouwelijkheid en mannelijkheid. Vrouwelijkheid wordt vaak naar voren geschoven als het ware, enige redmiddel voor de huidige ongelijkheid en economische chaos in de samenleving. En soms wordt daar aan toegevoegd dat mannelijkheid maar liever moet verdwijnen, oplossen zogezegd, want daar hebben we alleen maar last van. Maar de vraag die hierbij vrijwel nooit gesteld wordt, is: over wélke vrouwelijkheid en over wélke mannelijkheid hebben we het dan? We weten inmiddels dat in het verre verleden aan vrouwen en vrouwelijkheid meer waarde werd toegekend dan nu het geval is. Dat het werk wat vrouwen deden een belangrijke economische basis vormde voor de toenmalige samenlevingen. En dat het zogenaamde vrouwenwerk: huis en haard verzorgen en kinderen grootbrengen – nu geen enkele economische erkenning krijgt. Daar kunnen we boos over worden. Daar worden manifestaties over gehouden. ( b.v. het godinnenspektakel.) Mannen moeten ook zorgtaken willen en kunnen krijgen en vrouwen hebben ook recht op een maatschappelijke carrière. Allemaal waar. Maar het gaat dieper dan de materiële buitenkant. Het gaat om onze innerlijke denk -en ervaringswereld; dat wat vaak nog onbewust is. En we kunnen daar achter komen door te kijken naar het verleden.
In vroegere tijden had men een andere kijk op vrouwelijkheid en mannelijkheid. Dat blijkt uit de religieuze symboliek van de prehistorische mens. Daarin werd de zon als vrouwelijk gezien en de maan als mannelijk. Precies omgekeerd dus als nu bij ons. Wij zien de zon als de mannelijke daadkracht en de maan als het ontvangende vrouwelijke. Dat zit zo diep in ons onderbewuste dat we denken dat het wáár is. Carl Jung, de 19e -eeuwse dieptepsycholoog, heeft dat dan ook beschreven als archetypen; rolmodellen uit het collectieve onderbewuste. Zoals bijvoorbeeld de anima (het vrouwelijke archetype) en de animus ( het mannelijke). Door Jung worden archetypen gezien als een onveranderbaar gegeven, dat niet verklaard kan worden en verbonden is met het goddelijke.
Intussen denk ik daar anders over. Door het onderzoek dat ik voor mijn boek heb gedaan, ben ik er achter gekomen dat de vrouwbeelden én de manbeelden in vroegere tijden ánders waren dan in onze huidige westerse samenleving. En dat deze andere beelden te maken hadden met een andere verhouding tussen mannen en vrouwen. In die oude, prehistorische tijden was er geen sprake van dominantie van de ene groep over de andere; er was sprake van échte, innerlijk beleefde gelijkwaardigheid en van vreedzame samenwerking. Dat is wat Riane Eisler noemt de partnerschapssamenleving. En dat uitte zich, zoals gezegd, in de religieuze symboliek.
Deels is het ook bewaard gebleven in oude mythen en volksverhalen. Van Lapland en Alaska, tot Arabië en Australië en alles wat daartussen ligt, inclusief Europa. In Japan bijvoorbeeld kent men de zonnegodin Amaterasu, die nog tot vandaag vereerd wordt. Haar symbool is de spiegel, die de zonneschijf voorstelt, waarin haar gezicht verschijnt aan de gelovige: “Beschouw deze spiegel als mijn eigen grote wezen”. Een zelfde functie had de spiegel van de Egyptische godin Hathor, die beschouwd werd als het zonne-oog. Zij droeg, evenals Isis, de zonneschijf op haar hoofd.(en niet de volle maan, zoals sommigen denken!) In het oude Europa werd de zonnegodin in de lente uit haar schuilplaats gelokt met heilige labyrint-dansen. De Kretenzische Ariadne, die van het labyrint van Knossos, was dan ook een zonnegodin. En labyrinten zijn overal in Europa aangetroffen – vaak foutief doolhof genoemd -, in het bijzonder rond de oude Trojaburchten, waarbij ‘troja’ staat voor ‘draaien’ Allemaal landschapstempels van de zonnegodin.
Deze associatie van de vrouw met de zon in die tijden betekent dat daar het vrouwelijke, de vrouw, een actieve rol speelde in het leven van de groep ( clan of stam). En dat is niet alleen waar op economisch gebied maar ook op cultureel en religieus gebied. Vrouwen hadden veelal de leiding bij belangrijke religieuze plechtigheden, vooral die met betrekking tot geboorte en dood – zoals blijkt uit archeologisch onderzoek ( zie hoofdstuk 8 van mijn boek: ‘Het Evangelie van Isis’).
Op ongeveer gelijke wijze komt bij vele volkeren de maan voor als mannelijk. De Maanman is een vruchtbaarheidssymbool; hij is de verwekker van alle kinderen genoemd – bij volle maan is hij gevuld met zaad. Hij is het die ’s nachts de vrouwen bezoekt en in extase brengt met zijn mysterieuze schijnsel, waardoor zij gaat menstrueren of zwanger wordt. Dat is dan ook de oude relatie tussen de menstruatiecyclus van de vrouw en de maan. De Maanman is ook de markeerder van de tijd, omdat zijn cyclus precies 28 dagen duurt. Daar kun je een kalender van maken. De Maanman is drie dagen ‘weg’, in de onderwereld, waar de Zonnevrouw ’s nachts haar licht en warmte geeft aan de doden. Daar komen Maanman en Zonnevrouw in liefde samen, waarna de Maanman in vernieuwde, jeugdige staat weer als een sikkeltje te voorschijn komt. De maan, het mannelijke is dan ook het symbool voor het cyclische van de natuur, voor regeneratie en verrijzenis. Omdat de Maanman de teweegbrenger is van (seksuele) extase, wordt hij ook verbonden met andere staten van bewustzijn, zoals trance en dromen. Zo hadden zon en maan, man en vrouw, beiden een betekenisvolle plaats in de vroege samenlevingen. Beiden even waardevol, beiden even belangrijk voor het leven.
Later is dat veranderd. In mijn eerste boek heb ik beschreven hoe dat is gebeurd. Met de opkomst van het patriarchaat – de dominantiecultuur – werden vele maangoden zonnegoden en werd de Zonnevrouw een maangodin. Verschillende goden, die wij hebben leren kennen als zonnegoden, waren eerder bekend als maangoden: Apollo, de god van de extase was eigenlijk een maangod; Jahweh van de Hebreeën, was voorheen een maangod uit het Sinaïgebied. Ook Osiris was eerst een maangod uit de Nijldelta. Zelfs Allah in Arabië was van oorsprong een maangod, de partner van de zonnegodin Al-lat.
Maar hoewel in de vreedzame landbouwculturen van weleer zon en maan – man en vrouw – even belangrijk waren, is dat later niet meer het geval. De maan, de maangodin raakt haar autonomie kwijt, wordt een aanhangsel- de echtgenote – van de zonnegod en de vrouw speelt hoe langer hoe minder een rol in het maatschappelijke leven. De Maanvrouw wordt geacht zacht, passief en ontvankelijk te zijn en slechts een bleke weerschijn van het vuur van de zon. Het rijk van de andere werkelijkheden, dromen, visioenen en mediamieke verschijnselen is nog steeds het domein van de maan die nu vrouwelijk wordt genoemd. Maar hoe meer de ratio van het mannelijk denken de overhand krijgt, hoe minder waardering er overblijft voor die andere kwaliteiten. De christelijke kerk verbond die dan ook met de oude godinnenreligies en de beoefenaars ervan werden gedood (de heksenvervolgingen). De vrouw, het vrouwelijke kreeg zodoende ook kwade kenmerken: de heks, de verleidster, de vernietiging en de gekte. Dat noemt Jung de slechte anima. Jung registreert slechts wat er zich dan in ons onderbewuste bevindt. Maar omdat hij niet weet dat het ooit anders was, geeft hij deze beelden eeuwigheidswaarde.
Wij weten inmiddels meer. Daarom kunnen we zien dat de inhouden van de begrippen mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn veranderd in de loop van de tijd. De argumenten die zijn aangevoerd om de waarden van de patriarchale rolverdeling vast te leggen, blijken niet meer te kloppen. Zoals bijvoorbeeld het verhaal van de zondeval in de middeleeuwen werd aangegrepen om Eva de schuld van alle kwaad te geven. Waardoor kon worden gezegd dat God geboden had dat zij ondergeschikt aan haar man moest blijven. Zoals de aan de apostel Paulus toegeschreven woorden dat de vrouw in de gemeente moest zwijgen. Daardoor werd de onderschikking van de vrouw van een goddelijke orde. Zoals het idee dat een vrouw biologisch gezien zwakker zou zijn, mindere of andere hersens zou hebben en niet in staat zou zijn tot logisch denken. Biologische motieven dus die gebruikt werden – en soms nog – om de ‘mindere’ positie van de vrouw te onderbouwen. Ze zijn geen van alle waar. We weten nu dat de inhoud van deze begrippen vooral cultuurbepaald zijn. Dat ze afhankelijk zijn van in welk soort samenleving we wonen. Dat ze veranderbaar zijn. Dat wij er een andere invulling aan kunnen geven.
Want wat is dan echt vrouwelijkheid? Wat is dan ware mannelijkheid? Zijn we het zicht daarop niet erg kwijtgeraakt? En: zijn er wel zoveel verschillen? Misschien is die hele polarisatie tussen man en vrouw ook wel een verzinsel en lijken we meer op elkaar dan we denken en ervaren.
Laten we het daar eens over hebben.
top
Meer dan twee geslachten?
Oorspronkelijke publicatiedatum: 4 maart 2009.
Dit is het tweede artikel over het thema vrouwelijkheid & mannelijkheid: een ontdekkingsreis in een misschien wel onbekend territorium.
Het is algemeen aanvaard dat ieder van ons een mannelijk en een vrouwelijk deel in zich draagt. Ongeacht of we nu man of vrouw zijn. Mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn dus niet sekse-gebonden.
Maar nu gaan we een stap verder. In dit artikel ga ik het niet hebben over de inhoud van deze begrippen, maar over de geslachtsbepaling zélf.
Wij kennen twee geslachten of seksen: man en vrouw. Iemand met mannelijke geslachtsdelen is een man en iemand met vrouwelijke geslachtskenmerken is dus een vrouw. We bepalen dat aan de hand van de biologie van het menselijk lichaam. Simpel en duidelijk toch? We hebben dus een dichotoom of dualistisch geslachtssysteem. En wij denken dat dit algemeen, over de hele wereld, zo aanvaardt wordt; dat het zo is. Helaas, dit is westerse hoogmoed. In feite is de westerse cultuur hierin tamelijk uniek. Overal op de wereld waar het westerse denken nog geen grip heeft op het leven, vinden we volkeren die uitgaan van méér dan twee geslachten. Hoe kan dat nou? Dat komt omdat in de meeste niet-westerse culturen niet wordt uitgegaan van biologische verschillen in het bepalen van iemands geslacht, maar van andere factoren. Daar gaat dit artikel over.
Gender.
Eerst wil ik hier iets zeggen over de terminologie. In het Nederlands spreken we van ‘geslacht’ of ‘sekse’. Ik vindt dat tamelijk hinderlijke termen, omdat ze altijd associaties oproepen met seksualiteit. Bovendien kan ‘geslacht’ ook worden opgevat als ‘generatie’, zoals in de taal van de Bijbel: “tot in het 3e en 4e geslacht”. In het Engels wordt een veel neutralere term gebruikt, namelijk ‘gender’. De meeste onderzoekers op dit gebied, ook in Nederland, hanteren dit Engelse woord ‘gender’. Dat woord zal ik dan ook af en toe gebruiken.
Uit voortschrijdend onderzoek naar niet-westerse culturen over de hele wereld blijkt, dat men daar een onderscheid maakt tussen gender en biologie. Dus: iemands biologische kenmerken zijn losgekoppeld van iemands geslacht. Een persoon met mannelijke geslachtskenmerken kan heel goed een vrouw zijn en omgekeerd. Welk geslacht iemand heeft wordt bepaald door de sociale context, door diens beroep of werk en ook door de persoonlijkheid. Als een man bij voorkeur vrouwenwerk wil doen en zich als vrouw kleedt, wordt hij in de vrouwengemeenschap als mede-vrouw verwelkomd. Let wel: vrouwenwerk is in niet- westerse culturen niet minderwaardig, maar juist heel belangrijk. Als een vrouw graag wil jagen, vechten, constructiewerk doen en zich met de mannen verbindt, wordt zij man genoemd. In veel culturen worden kinderen dan ook niet meteen vanaf de geboorte als jongetje of meisje benoemd, nee het kind is vrij om zich in alle richtingen te ontwikkelen en pas in de puberteit bepaalt het jonge mens welk geslacht hij/zij kiest. Men ziet dat als een natuurlijke keuze van de ziel. Gendervariatie komt in allerlei vormen voor bij inheemse culturen over de hele wereld; niet alleen in Amerika, maar ook in heel Afrika, in China, Japan, Siberië, Nieuw Zeeland, Polynesië etc. Bij sommige volkeren kende men een ‘derde geslacht’, bij anderen vier geslachten/genders: man, vrouw-man, man-vrouw en vrouw. Zelfs in Europa is het een bekend verschijnsel geweest, tot vér na de Griekse beschaving. In 1994 is een onderzoek gepubliceerd over 120 vrouwen die als man leefden bij Slavische volken in de Balkan. Van tenminste 150 vrouwen in Nederland tussen 1550 en 1839 is met naam en toenaam bekend, dat zij als man leefden. Dat is natuurlijk het topje van de ijsberg, omdat er in die tijd weinig over geschreven werd. Het is vrijwel ondoenlijk om uit de overweldigende hoeveelheid informatie voorbeelden te kiezen, maar één voorbeeld wil ik graag geven, namelijk van het volk van de Navajo (Diné) in Noord Amerika. Zij kennen vijf genders: de vrouwelijke vrouw, de mannelijke vrouw, de hermafrodiet, de vrouwelijke man en de mannelijke man, in die volgorde. En volgens sommigen is er zelfs sprake van een zesde gender. Als nu twee mensen met dezelfde biologische kenmerken, maar van een verschillend gender met elkaar een (seksuele) relatie hebben, is dat in hun ogen géén same-sex-relatie. Westerse antropologen zagen dat in eerste instantie ten onrechte aan voor homoseksualiteit. Men gaf deze mensen de naam ‘berdache’. Dat woord komt uit het Arabisch en betekent zoiets als ‘lustknaap’. Het moge duidelijk zijn dat deze term door de betrokkenen als zeer vernederend ervaren en afgewezen werd. Bij deze volkeren zelf hadden de personen van het ‘tussengeslacht’ vaak een bijzondere plaats in de gemeenschap; zij werden geëerd om hun kwaliteit als overbrugger van het vrouwelijke en mannelijke. In sommige stammen werden zij gezien als door de Grote Geest geroepen om zo te zijn en veel van deze mensen vervulden een rol als sjamaan, opvoeder van kinderen, vertrouwenspersoon bij relatieconflicten e.d.
Toen de blanken het grote westen van Amerika binnenstroomden, werden de volken daar geconfronteerd met het westerse dichotome geslachtssysteem, dat hen als volkomen vreemd en onnatuurlijk voorkwam. Het christelijk geloof dat de blanken meebrachten bevestigde dit systeem als van god gegeven en verklaarde alles wat anders was tot ‘zonde’. Daardoor zijn de nieuwe generaties indianen vervreemd geraakt van hun oorspronkelijke flexibele waarden op het gebied van gender en man-vrouw verhoudingen. Diegenen van hen die zich niet voelen passen in het tweepolige gendersysteem, en die nu veelal buiten de huidige reservaten leven, zijn zichzelf gaan aanduiden met de naam ‘two-spirit-people’.( in plaats van de term ‘berdache’) Dat betekent dat zij zowel de geest van het vrouwelijke als die van het mannelijke in zich dragen.
Over vrouwen die een andere geslachtsrol aannamen was in eerste instantie niets bekend. Antropologen waren meestal mannen, en spraken met mannelijke stamvertegenwoordigers. Er was sowieso bij westerse onderzoekers weinig tot geen aandacht voor de vrouwen van deze volkeren. Later werd veel meer bekend over de krachtige en leidinggevende rollen die vrouwen in het algemeen gespeeld hebben voordat de blanken kwamen en ook over vrouwelijke ‘two-spirits’.
Seksuele voorkeur niet bepalend.
Overigens moet met nadruk gezegd worden dat niet iedere ‘two-spirit’ een seksuele relatie heeft met iemand van hetzelfde biologische geslacht. Velen zijn gewoon gehuwd met iemand van het tegenovergestelde (biologische) geslacht. Seksualiteit of seksuele voorkeur is dan ook niet het belangrijkste kenmerk van een ‘two-spirit’-persoon. Dat hebben westerse onderzoekers ervan gemaakt, maar in wezen gaat het daar niet over. Het gaat er om welke plaats in de samenleving iemand in neemt en in wil nemen. Het is ook mogelijk dat dezelfde persoon gedurende de loop van haar/zijn leven meerdere gender-rollen leeft. Wanneer de context van iemands leven verandert, kan ook diens gender veranderen. Het blijft dus een meer of minder vloeiend gegeven. Grondslag hiervan is het bij niet-westerse volken diepgevoelde aspect van verandering dat aan de basis van alle leven ligt. Men ervaart de wereld als een dynamisch proces en alle leven als onderling verbonden. Een besef dat wij westerlingen grotendeels kwijt zijn geraakt – reden waarom we er zo naarstig naar op zoek zijn.
Partnerschap- versus dominantie-samenlevingen.
Het lijkt er sterk op dat gendervariaties bij niet-westerse volken vooral voortkwam uit de matrifocale partnerschapsculturen van veel volkeren in de pre-koloniale fase. (Volgens Paula Gunn Allen waren 80 % van de inheemse volkeren van Amerika matrifocaal georganiseerd, voordat de blanken kwamen.). Uit onderzoek in Afrika blijkt bijvoorbeeld dat men vóór de kolonisatie door de blanken een verschuivend gender-systeem bezat, dat eveneens gebaseerd was op een matrifocale voorgeschiedenis. Naarmate een cultuur meer mannelijk-dominant wordt, worden de tegenstellingen tussen mannen en vrouwen aangescherpt en is een tweedeling het gevolg. Je zou kunnen zeggen: door het patriarchaat is een tegenstelling gecreëerd tussen het vrouwelijke en het mannelijke, die er vóór die tijd niet was. Zoals ik ook in mijn boek heb geschetst, werd in de prehistorie vrouwelijkheid en mannelijkheid vooral als complementair, aanvullend, gezien. Zo was het ook bij de inheemse volkeren van Amerika en elders. In die gedachtegang is het dan ook begrijpelijk dat men het mannelijke en vrouwelijke als een vloeiende overgang beleeft.
Slot.
Wij westerlingen hebben overal een naamkaartje op geplakt. Daarmee is alles statisch gemaakt. Ieder moet een hokje hebben, waar hij/zij in geplaatst kan worden en als je daar niet in past ben je ‘afwijkend’. Onze medische wetenschap ziet alleen een lichaam en bepaalt aan de hand daarvan ons geslacht. Dat is een gevolg van ons analytisch denken. Dit soort denken isoleert de mens van haar/zijn omgeving. Zo hebben wij voor de persoonlijke en natuurlijke behoeften van mensen etiketten bedacht: man, vrouw, heteroseksueel, homoseksueel, biseksueel, travestiet, transseksueel, etc.(zelfs ‘metroseksueel’ ). Maar ook in de westerse wereld zijn er mensen die niet in een hokje passen; die zich niet thuis voelen bij het etiket ‘man’ of ‘vrouw’. Deze mensen noemen zich ook wel transgenders. In deze kringen wordt dan ook gepleit door een gendercontinuüm, een soort een lijn waarbij de vaste waarden over man en vrouw aan de uiteinden liggen en waarover wij ons in het leven gevarieerd kunnen voortbewegen. Kunnen we ons vinden in die gedachtegang, dan hoeven we onze identiteit niet langer te ontlenen aan verschillen ten opzichte van de ander, maar zijn we beter in staat de overeenkomsten tussen onszelf en de medemens te ontdekken.
top
Verschillen: echt of aangepraat?
Oorspronkelijke publicatiedatum: 15 juni 2009
Afgelopen zondag (14 juni 2009) zag ik een interview op televisie met de schrijfster van Verschil mag er zijn, Martine Delfos. Ik heb er met gemengde gevoelens naar gekeken. Delfos noemt zich bio-psychologe, dat wil zeggen iemand die de biologische basis zoekt voor menselijk gedrag. Zo trachtte ze psychologische verklaringen te geven voor het gedrag van mannen (en vrouwen), gezien vanuit hun biologie. Haar uitgangspunt is dat meisjes vanaf hun geboorte kijken naar gezichten en jongens naar voorwerpen. Wetenschappelijk aangetoond. Meisjes kijken naar gezichten om te voelen: hoe is het met die ander? En: kan ik iets geven? Dat zouden meisjes nodig hebben om later voor baby’s te zorgen, die immers niet kunnen praten. Daarvoor zijn meisjes toegerust met een groot empathisch (invoelend) vermogen en een bovendien een grote vaardigheid in communiceren. Jongens daarentegen kijken naar voorwerpen met de vraag: hoe zit het in elkaar? En: kan ik ermee scoren? Dat zouden jongens nodig hebben om later constructiewerk te doen en technologie te ontwikkelen en bovendien om zich te meten met andere mannen.
Ik kan het niet helpen, maar ik vind dit toch wel een béétje simplistisch. Het is alsof mannen niet voor kinderen kunnen zorgen, omdat ze te weinig empathisch zouden zijn en dat meisjes geen dingen kunnen maken, omdat ze niet technisch genoeg zijn. Het oude rolpatroon dus weer.
Laatst las ik een ontroerend stukje over vaders in de zogenaamde ‘primitieve’ Trobiand-samenleving, gezien door de ogen van de vroeg 20e-eeuwse antropoloog Malinowski:
De echtgenoot deelt volledig in de zorg voor de kinderen. Hij zal een baby ronddragen en liefkozen, verschonen en wassen, en het ‘t gemalen vegetarisch voedsel geven, dat het bijna vanaf de geboorte krijgt naast de melk van de moeder. In feite, het koesteren en verzorgen van de baby’s in zijn armen en het op de knie houden… is de speciale rol en plicht van de vader. Het wordt gezegd van kinderen van ongehuwde moeders dat ze pech hebben omdat er niemand is die het vertroetelt en omhelst…. De vader voert zijn verplichting uit met een oprechte natuurlijke trots: hij zal een kind urenlang ronddragen, ernaar kijken met ogen zo vervuld van liefde en trots, als zelden is waargenomen bij een Europese vader. Elke keer als de baby door anderen bewonderd wordt, gaat dit rechtstreeks naar zijn hart en hij zal nooit moe worden om te praten en uit te weiden over de vorderingen van het nageslacht van zijn vrouw. Hoezo: ‘mannen zijn niet empathisch’? In feite is het zo dat in veel niet-westerse culturen het de man is die de kinderen verzorgt en opvoedt, terwijl de vrouw zorgt voor het gezinsinkomen. Bij de Igbo in Afrika bijvoorbeeld, waren het – vóór de koloniale tijd – de vrouwen die de economische basis van de samenleving vormden. Zij bebouwden het land, verkochten de opbrengst op de markt, beheersten de gehele handel, ontvingen het geld en verzorgden hun families, inclusief haar man. Hier zijn de rolpatronen dus omgekeerd. Komt het door de biologie dat meisjes naar gezichten kijken en jongens niet? Of is dit een interpretatie?
Kortgeleden las ik een ander boek: De vrouwelijke hersenen, van Louann Brizendine. Zij maakt het nóg bonter. Naast de noodzakelijke moederinstincten, die het voor een vrouw nodig zouden maken empathisch te zijn, voert ze nog een andere evolutionaire basis aan voor het gedrag van meisje en vrouw: Je kunt (daardoor) voorspellen wat een groter, agressiever mannelijk iemand gaat doen. En aangezien je kleiner bent, zul je waarschijnlijk samen met andere vrouwtjes aanvallen van een of meer woeste holbewoners moeten afweren. Hier gaan mijn haren dus echt helemaal overeind staan! Dit geeft een totaal achterhaald beeld van de prehistorische mens, waarbij de man wordt afgeschilderd als de brute doder, gewapend met een knots (ik zie dat zo voor me) en de vrouw als het zwakkere slachtoffer. Bovendien vraag ik me dan af: wat doet een jongetjesbaby in zo’n situatie? Die kijkt zeker alleen maar naar de knots, niet omdat-ie bang is, maar zodat hij die later kan namaken? Als hij het overleeft tenminste.
Nou wil ik niet zeggen dat de bio-psychologische methode helemaal niets te bieden heeft, integendeel, er zijn een aantal goede waarnemingen in op te merken. Maar sommige verklaringen zijn wel erg kort door de bocht. Zoals dat vrouwen bij het kaartlezen de kaart ondersteboven houden, omdat ze gewend zijn altijd alles vanuit het perspectief van de ander te zien(!) Jammer, dat geldt niet voor mij; dan heb ik zeker een ‘afwijking’.
Nu zijn er ook andere benaderingen in het denken over de verschillen tussen vrouw en man.
In de 60-er en 70-er jaren van de vorige eeuw ontwikkelde zich de stroming van het constructivisme. Deze gaat ervan uit dat sekseverschillen berusten op een sociale constructie. Dat begint al bij de geboorte, waar meteen wordt uitgeroepen of de kleine een jongetje of een meisje is. Onwillekeurig, zelfs als de ouders het niet zo bedoelen, worden meisjes anders benaderd dan jongetjes. Soms wordt het heel nadrukkelijk gedaan, door jongetjes met de kleur blauw te omhullen en meisjes met de kleur roze. Wist u trouwens dat vóór Wereldoorlog II roze de kleur was voor jongens en blauw de kleur voor meisjes? Blauw werd genoemd: delicaat en sierlijk en roze vond men sterker, een meer bepalende kleur. De constructivisten hebben een punt waar ze zeggen dat genderrollen cultureel bepaald zijn en dus aangeleerd. Genderrol-training blijkt al invloed te hebben op kinderen van 25 maanden oud. Jongetjes van die leeftijd kiezen vaker voor zogenaamd ‘mannelijk’ speelgoed en – spelletjes, terwijl meisjes van diezelfde leeftijd even vaak meisjes- als jongetjes-speelgoed kiezen. Het lijkt of jongetjes al vroeg beperkt worden in hun perspectief en mogelijkheden. En dan zegt men: ja, jongens zijn meer exclusief éénduidig gericht, alsof dit een biologisch gegeven is. Hierbij wordt de rol van de opvoeding helemaal genegeerd. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen, maar dan wordt dit artikel te lang.
Onze samenleving heeft het kennelijk nodig de verschillen tussen vrouwen en mannen te accentueren. Omdat de enige zichtbare fysieke verschillen de uiterlijke geslachtskenmerken zijn, gebruiken we zogenaamde ‘gender-markers’, waardoor je kunt zien of je met een man of een vrouw te maken hebt, zoals kleding, haardracht, make-up, manier van bewegen, stemgebruik, sieraden etc. Als we dat niet meer kunnen zien, dan raken we in de war. Ook wordt de kinderen speciaal gedrag aangeleerd, dat volgens ons behoort tot hun sekse. Waarom is dat voor ons belangrijk? Volgens Judith Lorber ( in haar boek Paradoxes of Gender) is deze polariteit in onze dominantiemaatschappij bewust gecreëerd, om daardoor een betere ‘verdeel en heers’ politiek te kunnen voeren. Immers aan de strakke indeling tussen mannen en vrouwen heeft namelijk ook heel lang een waardeoordeel vast gezeten. Het is nog niet zo lang geleden dat men werkelijk meende dat vrouwen minder en lager waren. En in veel landen is dat nog steeds zo. Het is dus in het belang van de gevestigde orde om de verschillen zo lang mogelijk te benadrukken. Het is betekenisvol dat in niet-westerse culturen de diffusiteit tussen de geslachten veel groter en meer geaccepteerd is, zoals ik in een vorig artikel heb laten zien.
Het constructivisme heeft een punt, maar komt ook iets te kort. Er zijn meer dingen op te merken over mannen en vrouwen dan alleen de uiterlijke geslachtskenmerken. Er wordt in deze visie bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de invloed van hormonen, die mede gedragsbepalend kunnen zijn. Hoewel dat ook vaak overdreven wordt. De rol van het mannelijk hormoon testosteron in agressief gedrag wordt vaak schromelijk overschat. Agressie kan ook de testosteronaanmaak veroorzaken. Ook over vrouwelijke hormonen zijn we nog niet uitgepraat. Vaak wordt er gezegd dat vrouwen onberekenbaar zijn door hun menstruatie, waardoor wisselende gemoedsstemmingen en disfunctioneren kunnen optreden. Maar het is ook aangetoond dat het Pre Menstrueel Syndroom (PMS) bij vrouwen voor een groot deel cultureel bepaald is. In niet-westerse culturen komt PMS niet voor. Het premenstrueel syndroom kan volgens onderzoekster Linda Brannon een zichzelf in stand houdende mythe zijn.
Ook over ‘wetenschappelijk onderzoek’ is nog wel het een en ander op te merken. Wij hebben de neiging om te denken dat als iets wetenschappelijk bewezen is, dan is het wáár. Maar de wetenschapper kijkt eveneens door de bril van zijn/haar cultuur. Hierdoor geloven we te zien waar we naar op zoek zijn, en we zien wat we willen geloven. Dat blijkt weer eens uit het volgende verhaal: In 1995 was er op de Amerikaanse t.v. zender ABC een nieuw programma onder de titel: Boys and Girls are different. Het begon met een videotape van een experiment met een groep eenjarige kinderen, jongetjes en meisjes. Zij waren geplaatst achter een hek, waar ze wel doorheen konden kijken, maar niet open konden maken. Aan de andere kant van het hek stonden hun moeders, die ze dus konden zien. Sommige kinderen schudden aan het hek om te proberen bij hun moeders te komen terwijl anderen op de grond zaten te huilen. Een mannelijke stem zei bij de beelden: “Kijk hoe deze baby’s proberen hun moeder te bereiken. De jongens worden agressief. De meisjes huilen om hulp”. De televisieploeg vroeg aan de onderzoekers of ze het oorspronkelijke onderzoek konden herhalen, zodat ze zelf opnames konden maken, die live werden uitgezonden. Dat deden ze, met een andere groep kinderen. Echter, wat zagen ze? Alle jongens zaten te huilen en alle meisjes rammelden agressief aan het hek om bij hun moeders te komen. De resultaten waren dus totaal tegengesteld aan de oorspronkelijke video. Ze hebben het raadsel opgelost door maar te zeggen dat agressieve meisjes en huilende jongens niet representatief zijn voor de norm.(!) Tja, zo kun je je er uit redden. De uitkomst van een zogenaamd objectief wetenschappelijk onderzoek kan dus heel goed ontstaan uit de norm van de onderzoeker.
Vragen aan de lezer.
Ik heb heel lang nagedacht over de vraag: zijn er nou echt betekenisvolle verschillen tussen man en vrouw? Zijn de gedragsverschillen die we menen waar te nemen nu écht of is het aangeleerd? Wat is nu de ware natuur van vrouw en man? Wat is werkelijk vrouwelijkheid en mannelijkheid? Kunnen we door alle vertekeningen en trauma’s heen van de afgelopen 4000 jaar ook nog iets authentieks ontdekken? Dit zijn vragen waar ik (nog) geen antwoorden op heb.
Ik leg ze aan jou – de lezer/lezeres – voor. Ik zou wel eens willen weten wat jij hiervan vindt. Wat ervaar je in je dagelijks leven hierover?
Voel je vrij om je spontane of weloverwogen reactie op te schrijven. Het hoeft niet wetenschappelijk onderbouwd te zijn; het mag ook gewoon uit je hart en je gezonde verstand komen. Juist dát is waardevol.
top